"CRISIS" OFFERT INZICHT OP AAN AMUSEMENT

© Otto Adang, 1997

"We hopen dat u enig inzicht heeft gekregen in wat bestuurders doen als er een crisis plaatsvindt en dat u vertrouwen heeft gekregen in de bestuurders" zei Paul Witteman na de eerste afleveringen van "Crisis", een NPS-serie waarin prominente Nederlanders worden geconfronteerd met een crisissituatie. Op 11 maart werd het laatste van vijf delen uitgezonden op Nederland 3. En zo hebben we kunnen zien hoe de prominenten als beleidsteam beslissingen moesten nemen bij een brand in een olie-opslagplaats, een gijzeling in een ambassade, een uit de hand lopende demonstratie, een gijzeling, opstand in en ontsnapping uit een Huis van Bewaring en een ramp in een kerncentrale.
De hoop dat we vertrouwen zouden krijgen in de bestuurders is gaandeweg de serie blijkbaar verloren gegaan, want in latere afleveringen sprak Paul Witteman alleen nog maar de hoop op meer inzicht uit. Dat is niet verwonderlijk, want de olie-opslagplaats explodeerde uiteindelijk zonder dat mensen in de omgeving geëvacueerd waren, de gijzelnemers in de ambassade doodden een gijzelaar, de demonstratie mondde uit in de bestorming van een asielzoekerscentrum waarbij de politie de opdracht kreeg om gericht te schieten en de ontsnapte gevangenen werden samen met hun gijzelaar voor het oog van de camera's in een vuurgevecht met de politie neergeschoten, zonder dat ondertussen in het Huis van Bewaring de situatie was opgelost.
De diverse "crisisteams" bleken niet uit te blinken in besluitvaardigheid, eensgezindheid en het kiezen en vasthouden van een duidelijke lijn. Aandacht voor details vertroebelde vaak de broodnodige afstandelijkheid. Meestal werd achter de feiten aan gelopen, richtinggevende keuzen werden vooruitgeschoven. Voorzover er wel beslissingen genomen werden, waren die soms opmerkelijk en discutabel, zoals bijvoorbeeld de beslissing om gericht te schieten op demonstranten. Is het dus zo slecht gesteld met het "crisispotentieel" van onze bestuurders? Misschien wel, maar uit deze serie valt dat toch niet goed op te maken. Dat ligt niet alleen aan het feit dat de "prominente Nederlanders" een andere rol vervulden dan ze gewend zijn en dat de benodigde kennis van zaken voor een goede vervulling van die rol niet altijd aanwezig was. Bij het bekijken van de diverse delen ontkwam ik niet aan de indruk dat, ongeacht de prestaties van het crisisteam, de programmamakers hoe dan ook aanstuurden op escalatie.
Hebben we dan misschien wel een beter inzicht gekregen in de manier waarop onze overheid crisissituaties aanpakt? De gepresenteerde dilemma's zijn reëel: moet er wel of niet worden ingegaan op eisen, moet het accent liggen op de handhaving van de openbare orde of op strafrechtelijk optreden, moet er wel of niet worden ingegrepen etc.
Behalve de dreiging die bestond door de crisissituatie en de noodzaak om keuzen te maken kreeg het crisisteam steeds te maken met een aantal verstoringen. De gebruikelijke verstoringen, zoals tijdsdruk, gebrek aan informatie, media die steeds met nieuwe, indringende informatie komen, etc. Maar ook andere verstoringen die wat minder gebruikelijk zijn, zoals:
- uitvoerders (hulpverleners en agenten) die direct contact op nemen met het crisisteam;
- directe bemoeienis van bovenaf (bijvoorbeeld van de minister president);
- actievoerders/ gijzelnemers die alleen rechtstreeks met het crisisteam zaken willen doen.
Al dit soort storingen zijn in de praktijk wel eens voorgekomen. De simulaties wekten soms echter de indruk alsof ze allemaal standaard zouden zijn. Zeker in combinatie vergrootte dat de kunstmatigheid die inherent is aan dergelijke simulaties. Het meest kunstmatig was wel de aflevering over de demonstratie. Waren de andere crises door hun aard onverwacht, de demonstratie was dat niet. Bij een dergelijke geplande gebeurtenis is de voorbereiding het meest cruciale deel. Het crisisteam daarentegen was al bij voorbaat verstoord doordat deze fase was overgeslagen.
Het functioneren van de beleidsteams liet zien hoe lastig verstoringen kunnen zijn bij het reageren in crisissituaties. Het zicht op de omgang met de echte dilemma's en de afwegingen die de bestuurders maken werd er echter niet groter op.
Het inzicht wordt ook niet verhoogd als in de analyses onjuiste informatie verstrekt wordt. Zo stelde professor Rosenthal van het adviserende Crisis Onderzoek Team dat bij de brand in de olie-opslagplaats de verantwoordelijkheid van de burgemeester naar de hoofdofficier van justitie over zou moeten gaan op het moment dat duidelijk was dat er sprake was van een "bom". Het dominante aspect was nog steeds een bedreiging van de openbare orde en veiligheid: een verantwoordelijkheid van de burgemeester dus. Wel zou het logisch zijn dat het commando ter plaatse over zou gaan van de brandweer naar de politie, maar dat werd niet aan de orde gesteld.
Ook het gemak waarmee Rosenthal in diverse delen aangaf dat het crisisteam gezien de vasthoudendheid van de gijzelnemers beter rechtstreeks zaken met hen zou kunnen of moeten doen is op zijn minst discutabel.
"Crisis" bood daarmee geen goed beeld van de wijze waarop in Nederland omgegaan wordt met de aanpak van demonstraties, de afhandeling van bomdreigingen, het onderhandelen in gijzelingssituaties en dergelijke. Echte inzichten werden niet verkregen, of het moest zijn een karikaturaal inzicht in hoe het niet moet, of een inzicht in wat er mis kan gaan. En natuurlijk gaat er in de praktijk van alles mis. Daarom zijn goede evaluaties zo belangrijk. Ieder deel van de televisieserie werd ook afgesloten met een "evaluatie" die steeds weer een schoolvoorbeeld is van wat een evaluatie niet zou moeten zijn. Op soms verwijtende toon werd het crisisteam duidelijk gemaakt wat het fout gedaan had. De deelnemers schoten vervolgens in de verdediging. Een open gesprek waarin geanalyseerd wordt hoe het gelopen is en hoe het bij een toekomstige crisis eventueel anders zou kunnen werd het niet.
"Crisis" pretendeerde een informatief programma te zijn dat inzicht bood, maar was in feite een amusementsprogramma. We zagen op steeds voorspelbaarder wijze een aantal prominente Nederlanders uitglijden over doelbewust neergelegde bananeschillen. En dat is vast heel leuk, moeten de programmamakers gedacht hebben. Was het niet Freek de Jonge die in een van zijn voorstellingen lang geleden al riep: "het is feest, het is gijzeling"?

Dit artikel verscheen op 11 maart 1997 in dagblad Trouw
© Otto Adang