Stroomstootwapen voor agent lost niets op


Otto Adang, 3 oktober 2012

Minister Opstelten van Veiligheid & Justitie wil alle Nederlandse agenten uitrusten met een stroomstootwapen. Vorig jaar nog stuurde de minister het door de Politieacademie verrichte evaluatie-onderzoek naar de invoering van stroomstootwapens bij arrestatieteams naar de Tweede Kamer. Uit het voor die evaluatie verrichtte literatuuronderzoek bleek dat het meest recente onafhankelijke onderzoek naar het gebruik van stroomstootwapens bestaande inzichten bevestigde en versterkte. In situaties waarin stroomstootwapens worden ingezet, daalt de kans op letsel voor zowel politiemensen als verdachten. Ook zijn er aanwijzingen dat na invoering van stroomstootwapens het vuurwapen minder vaak wordt ingezet en fysiek geweld minder vaak wordt toegepast. Stroomstootwapens worden in de praktijk vaak als eerste keuze gebruikt in een situatie die ingeschat wordt als potentieel gewelddadig. De keerzijde daarvan
is dat stroomstootwapens soms lichtvaardig of niet proportioneel worden ingezet.

De meeste personen houden weinig schade over na confrontatie met een stroomstootwapen, hooguit wat brandplekken op de plekken waar men geraakt is. Uit medische literatuur blijkt dat er geen direct causaal verband is tussen het gebruik van stroomstootwapens en een mogelijk overlijden. Anders wordt het in de gevallen waarin mensen last hebben van hartfalen of onder invloed zijn van drugs of drank. Dan kan de inzet van een stroomstootwapens net het laatste zetje zijn. Het meerdere keren of voor langere periodes gebruiken van een stroomstootwapen op eenzelfde verdachte wordt als onjuist aangemerkt. Gepleit wordt om een stroomstootwapen niet meer/ langer dan 3 x 5 seconden in te zetten en een persoon waartegen een stroomstootwapen gebruikt is in alle gevallen door een bevoegd medicus na te laten kijken.

In de onderzoeken wordt steeds gehamerd op een goede training in het gebruik van stroomstootwapens. Afgelopen jaren zijn er verschillende maatregelen genomen door de diverse buitenlandse politiediensten om misbruik met stroomstootwapens te voorkomen dan wel te verminderen. Een aantal van deze maatregelen waren beleidsmatig, andere hadden betrekking de opleiding. De beleidsmatige maatregelen betreffen het monitoren van het gebruik van stroomstootwapens en het maken van regelmatige analyses over de omstandigheden waarin en onder welke condities een stroomstootwapen is ingezet. De aanbevolen maatregelen ten aanzien van de opleiding hebben voornamelijk te maken met de voorwaarden om een stroomstootwapen verantwoord in te zetten en de zorg die na gebruik verleend moet worden.

De conclusie van het onderzoek was dat de Nederlandse keuze om stroomstootwapens alleen beschikbaar te stellen aan goed opgeleide geweldspecialisten is in dat opzicht verstandig te noemen was. Die conclusie geldt nog steeds en heeft alles te maken met het politieoptreden in gevaarsituaties..

In recent onderzoek van Edward van der Torre e.a. (Veilig Politiewerk) is politieambtenaren in de basispolitiezorg gevraagd naar hun mening over het politieoptreden in gevaarsituaties en over ontwikkelingen die daarop van invloed zijn. Daarbij bleek dat agenten een groot aantal kanttekeningen plaatsen bij hun beroepsvaardighedentraining:
– vier dagen beroepsvaardighedentraining per jaar is te weinig (vindt 84 procent);
– er wordt te weinig getraind om in de basispolitiezorg op te treden met vier tot acht dienders (vindt 77 procent);
– politiemensen krijgen onvoldoende beroepsvaardighedentraining om vaardigheden voor het optreden in risicovolle situaties op peil te houden (vindt 71 procent);
– de beroepsvaardighedentraining wordt te veel gericht op het halen van de verplichte toetsen (viindt 59 procent; en 79 procent vindt dat wie de toetsen haalt, nog niet voldoende voorbereid is om adequaat op te treden in risicovolle
situaties).
Daarnaast vindt bijna de helft van de ondervraagde agenten dat ze na het afronden van hun basisopleiding onvoldoende voorbereid zijn op geweldgebruik; twee vijfde vindt dat de standaardinterventies waarop wordt getraind niet afdoende zijn voor geweldgebruik in de basispolitiezorg.
Invoering van een nieuw geweldmiddel als een stroomstootwapen lost deze problemen niet op en de tijd die nodig is voor de opleiding van agenten in een correct gebruik van het wapen gaat onvermijdelijk ten koste van de schaarse trainingstijd voor het veilig en verantwoord optreden in gevaarsituaties.

(een door de redactie gewijzigde versie van deze opinie is op 3 oktober 2012 geplaatst op de Volkskrant online)


Zie ook: Uitzending NCRV Altijd Wat van 16 januari 2013 Is de Taser van toegevoegde waarde?

Zie ook: Politiele bewapening in perspectief. Over gebruik en effectiviteit van pepperspray en wapenstok (Kruize & Gruter, 2012), met de belangrijke slotzinnen:
Veel geweldgebruik vindt plaats binnen voorspelbare situaties. Het zijn echter met name de onvoorspelbare voorvallen die veel vergen van de professionaliteit van politiemensen. En daarbij geldt dat – ongeacht over welke wapens zij beschikken – geoefendheid een belangrijke randvoorwaarde is voor professioneel politieoptreden. Het toevoegen van een wapen aan de standaarduitrusting heeft slechts dan zin, als de politieambtenaar daar ook goed mee om kan gaan.